Welkom Gast

Puntentelling

In Judo kunnen door succesvol uitgevoerde technieken de scores: ippon of waza-ari worden verdiend. Balansverstoringen die niet tot een succesvolle techniek leiden en houdgrepen van 14 seconden of korter (zogenoemde kinza) krijgen geen formele waardering, maar worden wel door de scheidsrechter onthouden om bij een gelijkspel de doorbraak te kunnen geven bij aangeven van de betere judoka.

 'Jonai'/'jogai', in/uit

Een staande techniek is jonai, oftewel 'in', als het resultaat van de actie duidelijk is voordat de judoka's beide de gevechtsruimte hebben verlaten. Dit heeft tot gevolg dat de feitelijke techniek en landing beide buiten de gevechtsruimte mogen zijn, zolang de techniek maar binnen de gevechtsruimte was aangevangen. Een grondtechniek is jonai, oftewel 'in', zolang een van de judoka's nog lichamelijk contact heeft met de gevechtsruimte. Een lichaamsdeel welke boven de gevechtsruimte zweeft kan dus niet meegenomen worden bij de beoordeling of een actie 'in' is. Wanneer een actie niet 'in' is dan is een actie jogai, oftewel 'uit', en moet de wedstrijd direct gepauzeerd worden door het geven van matte waardoor de judoka's weer terug gaan naar hun beginposities.

 
Tachi-waza, staande technieken

Een ippon (vol punt) krijgt men voor een techniek die zowel kracht, snelheid als controle heeft, en waarbij de tegenstander grotendeels op de rug landt. Een waza-ari (half punt) krijgt men voor een techniek die wel controle heeft en snelheid of kracht en waarbij de tegenstander grotendeels op de rug landt. Een yuko krijgt men voor een techniek die controle heeft en kracht of snelheid, en waarbij de tegenstander op de zij landt, of een techniek die controle heeft maar geen kracht en geen snelheid en waarbij de tegenstander grotendeels op de rug landt. Indien een judoka afklopt of het woord maita roept, geeft deze judoka de wedstrijd op; zijn tegenstander wint dan met een ippon.

Ne-waza, grondtechnieken

Een houdgreep dient te voldoen aan de volgende criteria: tegenstander ligt met zijn rug of een schouder op de mat, uitvoerder voert druk uit van bovenaf, er is controle, er is contact tussen de romp van de uitvoerder en de romp van de tegenstander, de uitvoerder ligt niet met zijn rug richting de mat (dus geen ura ligging). Indien een houdgreep 20 seconden of meer duurt wordt deze met een ippon gewaardeerd. Indien een houdgreep 10-19 seconden duurt wordt deze met een waza-ari gewaardeerd. 
 
Indien een judoka afklopt of het woord maita roept geeft deze judoka de wedstrijd op, zijn tegenstander wint dan met een ippon. Opgeven kan in de hand worden gewerkt door het aanleggen van een armklem (17 jaar en ouder) [1] of een wurging (12 jaar en ouder).
 
Waza-ari: 7 Punten
 
Ippon: 10 Punten